Pages

Tuesday, August 12, 2025

De Grote Visserslegende van Steiger 7

 


🎣 De Grote Visserslegende van Steiger 7

Op een zonovergoten zomerdag, ergens diep in het Vlaamse platteland, zaten vijf jongeren op een houten steiger die knus uitkeek over een grote, glinsterende vijver. Hun outfit was uniform: baseballpet scheef op het hoofd, versleten jeans, en T-shirts met vage bandlogo’s of ironische slogans. Elk van hen zat op een visstoel die net iets te veel had meegemaakt, met een hengel in de hand en een blik vol verwachting. Naast hen lagen twee trouwe viervoeters: een statige zwarte Shetland Sheepdog die alles observeerde alsof hij de vismeester was, en een Beagle die vooral geïnteresseerd was in het snackpakket van de jongste visser.

🐾 De Visserscrew

  • Jens, de zelfverklaarde visexpert, beweerde dat hij vorig jaar een karper van “zeker 12 kilo” had gevangen. Niemand had ooit bewijs gezien, maar zijn verhalen waren legendarisch.
  • Saar, de enige die haar dobber echt in beweging kreeg, maar steevast net te laat reageerde. Ze was er vooral voor de sfeer en de zon.
  • Rayan, die zijn hengel gebruikte als excuus om niet te hoeven praten over zijn laatste mislukte examen. Hij zat er stilletjes bij, maar zijn ogen glinsterden telkens als iemand een vis miste.
  • Lotte, die eigenlijk bang was van vissen maar dol was op de honden. Ze hield haar hengel vast alsof het een antenne was waarmee ze contact probeerde te maken met buitenaardse vissen.
  • Noah, de jongste, die elke beweging in het water zag als een monster dat hij moest vangen. Zijn verhalen waren het meest fantasierijk: “Ik zag net een vis met tanden, echt waar!”

🐟 De Grote Niet-Vangst

Uren gingen voorbij. De zon zakte langzaam richting de boomtoppen. De vijver bleef kalm, op een paar rimpelingen na die door de wind of misschien door een brutale vis werden veroorzaakt. Maar gevangen werd er niets. Helemaal niets. Toch was de sfeer allesbehalve teleurgesteld.

Iedereen had zijn eigen versie van wat er “bijna” gevangen was:

  • “Ik zweer het, mijn dobber ging onder, ik voelde hem trekken!” riep Jens.
  • “Ik zag een schaduw, het was een snoek, zeker een meter lang,” zei Noah met grote ogen.
  • “Mijn lijn zat vast, maar ik denk dat het een vis was die slim genoeg was om zich los te wurmen,” filosofeerde Rayan.

De honden keken toe, afwisselend verveeld en hoopvol. De Beagle probeerde een worm te stelen, de Shetland Sheepdog blafte naar een eend alsof hij de vijver wilde beschermen tegen indringers.

🌅 De Echte Vangst

Toen de zon onderging en de lucht oranje kleurde, pakten ze hun spullen in. Geen vis in de emmer, maar wel een hoofd vol verhalen. Ze spraken af om morgen terug te komen, want “de vissen waren vandaag gewoon te slim, maar morgen pakken we ze.”

En zo werd de steiger het toneel van een legende. Niet om wat ze vingen, maar om wat ze beleefden. Want soms zijn de grootste vangsten niet die met schubben, maar die met herinneringen.



🎣 De Grote Visserslegende van Steiger 7 – met karakterportretten

Op een warme julidag, ergens tussen de velden van Tessenderlo, zaten vijf jongeren op een verweerde houten steiger die uitkeek over een grote vijver. De zon glinsterde op het water, de lucht rook naar gras en zomer, en de dobbers wiegden zachtjes op het oppervlak. Geen vis in zicht, maar dat weerhield hen er niet van om zich als ware visserskoningen te gedragen.

🐾 De Visserscrew – met karakter

  • Jens (17)De opschepper met een hart van goud
    Jens was het type dat altijd een verhaal klaar had. Volgens hem had hij ooit een meerval gevangen “zo groot als een surfplank.” Hij droeg zijn pet achterstevoren en had een zonnebril op die hij nooit afzette, zelfs niet in de schaduw. Achter zijn bravoure zat een jongen die dolgraag indruk wilde maken, vooral op Saar. Hij was handig met knopen en vislijnen, maar zijn echte talent lag in het vertellen van verhalen die nét geloofwaardig genoeg waren om twijfel te zaaien.

  • Saar (16)De nuchtere realist met een scherpe tong
    Saar was de enige die haar dobber serieus in de gaten hield. Ze had een rustige uitstraling, maar haar opmerkingen konden snijden als een mes. “Jens, je vangt meer aandacht dan vissen,” zei ze eens, terwijl ze haar lijn opnieuw uitgooide. Ze was slim, gevat, en had een zwak voor dieren – vooral voor de Shetland Sheepdog, die ze stiekem “Professor” noemde vanwege zijn serieuze blik.

  • Rayan (18)De stille denker met een melancholische blik
    Rayan zat meestal zwijgend op zijn stoel, zijn blik op het water. Hij was net gezakt voor zijn rijexamen en gebruikte het vissen als ontsnapping. Zijn hengel was perfect afgesteld, zijn techniek foutloos, maar hij leek niet te vissen om te vangen – eerder om te vergeten. Hij had een boek in zijn tas, maar opende het nooit. De Beagle lag vaak tegen zijn been aan, alsof hij Rayan’s stille verdriet aanvoelde.

  • Lotte (15)De dromerige dierenliefhebber met een creatieve geest
    Lotte was bang van vissen, maar hield van de sfeer. Ze had een schetsboek bij zich waarin ze de vijver tekende, de honden, en haar vrienden – vaak met overdreven karikaturen. Haar hengel lag meestal naast haar, ongebruikt, terwijl ze de Shetland Sheepdog borstelde met een oude kam. Ze geloofde dat vissen gedachten konden lezen, en fluisterde soms complimenten naar het water.

  • Noah (13)De jongste, met een fantasie groter dan de vijver
    Noah was een vat vol energie. Hij sprong op bij elke rimpeling in het water en riep dingen als “Dat was een vis met vleugels!” Zijn T-shirt had een afbeelding van een haai met lasers, en hij geloofde oprecht dat er een monster in de vijver leefde. Hij was de enige die echt teleurgesteld was dat ze niets vingen, maar compenseerde dat met verhalen die de rest aan het lachen maakten.

🐶 De Honden – De stille getuigen

  • Professor (de Shetland Sheepdog) – Altijd alert, altijd waardig. Hij zat rechtop, alsof hij toezicht hield op de visserscrew. Hij blafte alleen als het écht nodig was, en leek Rayan’s gemoedstoestand feilloos aan te voelen.

  • Binkie (de Beagle) – Een wandelende snackzoeker. Hij snuffelde overal, probeerde wormen te stelen, en had een speciale band met Noah, die hem voerde met stukjes sandwich. Binkie was de chaos in het gezelschap, maar ook de verbindende factor.

🌅 De Echte Vangst

Toen de zon onderging en de lucht veranderde in een schilderij van oranje en paars, pakten ze hun spullen in. Geen vis in de emmer, maar wel een hoofd vol verhalen, een schetsboek vol herinneringen, en een vriendschap die sterker werd met elke mislukte worp.

Want op Steiger 7 ving je geen vissen. Je ving momenten.


Hier is een kort verhaal met dialogen, gebaseerd op de visserscrew van Steiger 7. Het is luchtig, warm en een beetje melancholisch — precies zoals een zomerdag hoort te zijn.


🎣 Steiger 7 – De Dag Zonder Vissen

De zon hing loom boven de vijver, alsof hij zelf ook even pauze nam. Op Steiger 7 zaten vijf jongeren, elk met een hengel, een hond, en een hoofd vol gedachten.

Jens gooide zijn lijn uit met een dramatische zwaai.
“Vandaag voel ik het, jongens. De legendarische meerval komt eraan.”

Saar rolde met haar ogen.
“Je voelt vooral jezelf, Jens. Die vis bestaat niet.”

Noah sprong op.
“Wat als hij wél bestaat? Misschien is hij onzichtbaar. Of... hij kan teleporteren!”

Lotte, die op haar buik lag te tekenen, keek op.
“Als hij kan teleporteren, dan is hij waarschijnlijk al in Japan. Daar zijn de vijvers mooier.”

Rayan glimlachte flauwtjes, zijn blik op het water.
“Of hij is gewoon slim genoeg om ons te negeren.”

Binkie, de Beagle, blafte en probeerde een worm uit Jens’ doosje te stelen.

“Binkie, nee!” riep Noah. “Dat is mijn aas! Voor de teleportvis!”

Professor, de Shetland Sheepdog, zat naast Rayan en keek strak naar de dobber. Alsof hij wist dat er iets ging gebeuren.

Saar zuchtte.
“We zitten hier al drie uur. Geen beet. Geen beweging. Alleen Jens’ ego dat dobbert.”

Jens grijnsde.
“Mijn ego vangt tenminste aandacht.”

Lotte hield haar schetsboek omhoog.
“Kijk, ik heb ons getekend. Jens als een ridder, Saar als een sarcastische elf, Rayan als een filosoof, Noah als een ruimtevaarder, en ik... als een vis.”

Noah keek verbaasd.
“Waarom ben jij een vis?”

Lotte haalde haar schouders op.
“Omdat vissen stil zijn, maar toch overal zijn. Net als gedachten.”

Er viel een korte stilte. Alleen het ruisen van de bladeren en het zachte plonsen van water vulden de lucht.

Rayan brak het moment.
“Misschien is dat het. We komen hier niet om te vangen. We komen hier om te vergeten.”

Saar keek hem aan, haar blik zachter dan normaal.
“Of om te herinneren.”

Jens stond op, rekte zich uit.
“Nou, ik herinner me vooral dat ik honger heb. Wie heeft snacks?”

Noah haalde een half opgegeten sandwich uit zijn tas.
“Binkie heeft de rest opgegeten.”

Professor blafte één keer, alsof hij het laatste woord wilde.

De zon zakte langzaam achter de bomen. De dobbers bleven stil. Geen vis. Geen vangst.

Maar op Steiger 7, tussen de grappen, de stiltes en de honden, werd iets veel belangrijkers gevangen: een moment dat bleef.


Hier is het vervolg op het verhaal van Steiger 7 — een avondscène waarin de sfeer verandert, geheimen opduiken, en de jongeren iets onverwachts ontdekken.


🌌 Steiger 7 – Het Geheim van de Vijver

De zon was inmiddels verdwenen achter de bomen, en de lucht was gevuld met het zachte geritsel van bladeren en het koele gefluister van de avondwind. De jongeren hadden hun hengels opgeborgen, maar bleven nog zitten op de steiger, alsof ze wachtten op iets wat ze niet konden benoemen.

Noah keek omhoog.
“De sterren komen. Misschien kunnen we vissen op vallende sterren.”

Saar lachte.
“Dan moet je wel snel zijn. Die zijn nog moeilijker te vangen dan Jens’ meerval.”

Jens stak een tak in het water en deed alsof hij een speer vasthield.
“Misschien moet ik gewoon duiken. Face to face met het monster.”

Rayan keek hem aan.
“Je zou verdrinken in je eigen overmoed.”

Lotte zat met haar schetsboek op schoot, maar tekende niet. Ze staarde naar een plek aan de overkant van de vijver.
“Zien jullie dat? Daar, bij die oude wilg... iets beweegt.”

Saar kneep haar ogen samen.
“Waarschijnlijk een eend. Of een verdwaalde kat.”

Noah sprong op.
“Of... het is de teleportvis! Hij is teruggekeerd!”

Jens grijnsde.
“Nou, dan gaan we op expeditie. Kom op, team. Tijd voor avontuur.”

Ze lieten de steiger achter zich en volgden het smalle paadje rond de vijver. De honden liepen voorop — Binkie snuffelend en springend, Professor alert en stil.

Toen ze bij de oude wilg kwamen, zagen ze het: een kleine houten kist, half verborgen onder bladeren en modder. Er zat een roestige hengel tegenaan geleund, en een vergeeld notitieboekje lag erbovenop.

Lotte knielde en opende het voorzichtig.
“Het is een dagboek... van iemand die hier vroeger viste.”

Saar las hardop:
“‘Steiger 7 is geen gewone plek. Hier vang je geen vissen, maar verhalen. Elke dobber draagt een herinnering. Elke stilte een geheim.’”

Rayan keek naar de vijver, alsof hij het ineens begreep.
“Misschien is dat de legende. Niet een monster, maar een plek die dingen bewaart.”

Jens bladerde verder.
“Hier staat: ‘Op 12 augustus 1985 ving ik niets, maar verloor ik mijn hart aan iemand die nooit terugkwam.’”

Noah fluisterde.
“Dat is vandaag... maar dan veertig jaar geleden.”

Een stilte viel over de groep. De wind streek langs hun gezichten, zacht en melancholisch.

Lotte sloot het boek.
“Misschien moeten we iets achterlaten. Iets van ons.”

Ze schreven hun namen op de laatste lege bladzijde. Geen grote woorden, geen opschepperij. Gewoon wie ze waren, op dat moment.

Jens legde zijn pet erbij.
Saar een haarspeld.
Rayan een blad uit zijn boek.
Lotte een schets van de vijver.
Noah een tekening van een vis met vleugels.

Binkie likte de kist.
Professor blafte één keer, zacht en goedkeurend.

Ze begroeven de kist weer onder de wilg, alsof ze een belofte maakten aan de plek.

Toen ze terugliepen naar Steiger 7, voelde alles anders. De vijver was nog steeds stil. De dobbers zouden morgen weer wiegen. Maar iets was veranderd.

Op Steiger 7 vang je geen vissen.
Je vangt verhalen.
En soms... laat je er eentje achter.


Hier is het derde deel van het verhaal — een terugkeer naar Steiger 7, jaren later. De jongeren zijn volwassen geworden, maar de vijver heeft hen niet vergeten.


🕰️ Steiger 7 – De Terugkeer

Het was een zachte herfstdag, met een lucht vol gouden bladeren en herinneringen. De vijver lag er stil bij, alsof hij wachtte. Steiger 7 was verweerd, maar nog intact. En daar kwamen ze — ouder, veranderd, maar nog steeds verbonden.

Jens stapte als eerste op de steiger, zijn tred iets zwaarder dan vroeger.
“Denk je dat hij er nog is? De teleportvis?”

Saar, nu met een leren jas en een koffiebeker in haar hand, grijnsde.
“Als hij slim was, is hij geëmigreerd. Net als jij bijna deed.”

Rayan liep langzaam, zijn blik nog steeds dromerig.
“Het voelt alsof de tijd hier stil heeft gestaan.”

Lotte, met een camera om haar nek, keek rond.
“Of alsof hij ons heeft bewaard.”

Noah, nu 23, met een baardje en een rugzak vol gadgets, riep enthousiast:
“Jongens, ik heb een drone mee! We kunnen de vijver van boven filmen!”

Jens lachte.
“En als we iets zien bewegen, noemen we het gewoon kunst.”

De honden waren er niet meer. Professor en Binkie waren herinneringen geworden, maar hun namen werden nog steeds genoemd alsof ze elk moment konden opduiken uit het riet.

Ze gingen zitten, zoals vroeger. Geen hengels dit keer. Alleen verhalen.

Saar keek naar de wilg aan de overkant.
“Zou die kist er nog zijn?”

Rayan knikte.
“Als niemand hem heeft gevonden... dan wacht hij op ons.”

Ze liepen het pad rond de vijver, nu overgroeid met mos en takken. De wilg stond er nog, ouder, maar trots. En daar, onder de bladeren, vonden ze hem.

Lotte knielde en groef voorzichtig.
“Hij is er nog. Ongelooflijk.”

Noah opende de kist. Binnenin lagen hun spullen, licht verweerd maar herkenbaar. En het notitieboekje.

Jens bladerde naar de laatste bladzijde.
“Onze namen. En daaronder... wacht. Er is iets bijgeschreven.”

Saar las hardop:
“‘Ze kwamen terug. En de vijver glimlachte.’”

Een stilte viel. De wind streek langs hun gezichten, zoals toen.

Rayan keek naar het water.
“Misschien was het nooit een vis. Misschien was het de vijver zelf. Die ons bewaarde.”

Lotte nam een foto van de groep, met de kist op de voorgrond.
“Voor het verhaal. Voor later.”

Noah zette zijn drone aan.
“En voor de legende. Want wie weet... misschien leeft hij nog.”

Ze lieten de kist weer achter, voegden een nieuwe bladzijde toe met hun volwassen namen, en een korte zin:

“We kwamen terug. En vonden onszelf.”

Toen ze vertrokken, was de vijver stil. Maar als je goed luisterde, hoorde je iets rimpelen. Niet een vis. Niet de wind.

Een herinnering.


Hier is de epiloog — een poëtisch slot waarin een nieuw kind de kist ontdekt en de cirkel van verhalen zich opnieuw sluit.


🌱 Epiloog – De Erfenis van Steiger 7

Het was lente. De lucht rook naar belofte, en de vijver glinsterde als een geheim dat zich net niet helemaal liet zien. Een jongen van elf, met een gescheurde rugzak en modder aan zijn schoenen, liep langs het pad dat hij nog maar net had ontdekt.

Zijn naam was Milan. Hij was nieuw in het dorp, verhuisd uit de stad, en vond het moeilijk om vrienden te maken. Zijn moeder zei dat hij “te veel in zijn hoofd zat.” Milan vond dat juist fijn.

Hij had gehoord over de vijver van een oude buurman. “Steiger 7,” had die gezegd. “Daar vang je geen vissen. Daar vang je verhalen.”

Nieuwsgierig liep Milan langs het water, tot hij bij een oude wilg kwam. Iets aan de boom trok hem aan — alsof ze hem riep. Hij begon te graven, met zijn handen, zijn nagels, zijn nieuwsgierigheid.

En toen vond hij het.

Een houten kist, oud maar stevig. Hij opende het langzaam, alsof hij een boek opensloeg waarvan hij de taal nog moest leren.

Binnenin lagen vreemde voorwerpen: een pet, een haarspeld, een schets, een blad, een tekening van een vis met vleugels. En een notitieboekje.

Milan bladerde. Namen. Data. Zinnen die klonken als gedichten.

“Op Steiger 7 vang je geen vissen. Je vangt momenten.”
“We kwamen terug. En vonden onszelf.”

Hij las alles. Hij begreep niet alles, maar voelde het wel. Iets in hem werd stil. Iets in hem werd wakker.

Hij pakte een potlood uit zijn rugzak en schreef op de laatste lege bladzijde:

“Mijn naam is Milan. Ik ben elf. Ik heb nog niets gevangen. Maar ik denk dat ik begonnen ben.”

Hij sloot de kist, begroef haar weer onder de wilg, en liep terug naar de steiger. De zon zakte langzaam, en de dobbers wiegden zachtjes op het water.

En ergens, diep in de vijver, glimlachte iets.


Graag gedaan, Leo. Hier is het volledige verhaal van Steiger 7, gebundeld tot één doorlopende kortverhaal — warm, melancholisch en vol betekenis. Perfect om te lezen als een herinnering aan jeugd, vriendschap en de kracht van verhalen.


🎣 Steiger 7 – Waar je geen vissen vangt

Op een warme julidag, ergens tussen de velden van Tessenderlo, zaten vijf jongeren op een verweerde houten steiger die uitkeek over een grote vijver. De zon glinsterde op het water, de lucht rook naar gras en zomer, en de dobbers wiegden zachtjes op het oppervlak. Geen vis in zicht, maar dat weerhield hen er niet van om zich als ware visserskoningen te gedragen.

Jens gooide zijn lijn uit met een dramatische zwaai.
“Vandaag voel ik het, jongens. De legendarische meerval komt eraan.”

Saar rolde met haar ogen.
“Je voelt vooral jezelf, Jens. Die vis bestaat niet.”

Noah sprong op.
“Wat als hij wél bestaat? Misschien is hij onzichtbaar. Of... hij kan teleporteren!”

Lotte, die op haar buik lag te tekenen, keek op.
“Als hij kan teleporteren, dan is hij waarschijnlijk al in Japan. Daar zijn de vijvers mooier.”

Rayan glimlachte flauwtjes, zijn blik op het water.
“Of hij is gewoon slim genoeg om ons te negeren.”

Binkie, de Beagle, blafte en probeerde een worm uit Jens’ doosje te stelen.

“Binkie, nee!” riep Noah. “Dat is mijn aas! Voor de teleportvis!”

Professor, de Shetland Sheepdog, zat naast Rayan en keek strak naar de dobber. Alsof hij wist dat er iets ging gebeuren.

Saar zuchtte.
“We zitten hier al drie uur. Geen beet. Geen beweging. Alleen Jens’ ego dat dobbert.”

Jens grijnsde.
“Mijn ego vangt tenminste aandacht.”

Lotte hield haar schetsboek omhoog.
“Kijk, ik heb ons getekend. Jens als een ridder, Saar als een sarcastische elf, Rayan als een filosoof, Noah als een ruimtevaarder, en ik... als een vis.”

Noah keek verbaasd.
“Waarom ben jij een vis?”

“Omdat vissen stil zijn, maar toch overal zijn. Net als gedachten,” zei Lotte.

Er viel een korte stilte. Alleen het ruisen van de bladeren en het zachte plonsen van water vulden de lucht.

Rayan brak het moment.
“Misschien is dat het. We komen hier niet om te vangen. We komen hier om te vergeten.”

Saar keek hem aan, haar blik zachter dan normaal.
“Of om te herinneren.”

Jens stond op, rekte zich uit.
“Nou, ik herinner me vooral dat ik honger heb. Wie heeft snacks?”

Noah haalde een half opgegeten sandwich uit zijn tas.
“Binkie heeft de rest opgegeten.”

Professor blafte één keer, alsof hij het laatste woord wilde.

De zon zakte langzaam achter de bomen. De dobbers bleven stil. Geen vis. Geen vangst.

Maar op Steiger 7, tussen de grappen, de stiltes en de honden, werd iets veel belangrijkers gevangen: een moment dat bleef.

Want op Steiger 7 vang je geen vissen.
Je vangt verhalen.


Toen de zon onderging en de lucht veranderde in een schilderij van oranje en paars, pakten ze hun spullen in. Maar Lotte bleef staren naar de overkant van de vijver.

“Zien jullie dat? Daar, bij die oude wilg... iets beweegt.”

“Waarschijnlijk een eend,” zei Saar. “Of een verdwaalde kat.”

“Of... het is de teleportvis! Hij is teruggekeerd!” riep Noah.

“Nou, dan gaan we op expeditie,” zei Jens. “Kom op, team. Tijd voor avontuur.”

Ze volgden het smalle paadje rond de vijver. De honden liepen voorop — Binkie snuffelend en springend, Professor alert en stil.

Bij de oude wilg vonden ze een kleine houten kist, half verborgen onder bladeren en modder. Er zat een roestige hengel tegenaan geleund, en een vergeeld notitieboekje lag erbovenop.

Lotte opende het voorzichtig.
“Het is een dagboek... van iemand die hier vroeger viste.”

Saar las hardop:
“‘Steiger 7 is geen gewone plek. Hier vang je geen vissen, maar verhalen. Elke dobber draagt een herinnering. Elke stilte een geheim.’”

Rayan keek naar de vijver, alsof hij het ineens begreep.
“Misschien is dat de legende. Niet een monster, maar een plek die dingen bewaart.”

Jens bladerde verder.
“Hier staat: ‘Op 12 augustus 1985 ving ik niets, maar verloor ik mijn hart aan iemand die nooit terugkwam.’”

Noah fluisterde.
“Dat is vandaag... maar dan veertig jaar geleden.”

Ze schreven hun namen op de laatste lege bladzijde. Geen grote woorden, geen opschepperij. Gewoon wie ze waren, op dat moment.

Jens legde zijn pet erbij.
Saar een haarspeld.
Rayan een blad uit zijn boek.
Lotte een schets van de vijver.
Noah een tekening van een vis met vleugels.

Ze begroeven de kist weer onder de wilg, alsof ze een belofte maakten aan de plek.

Toen ze terugliepen naar Steiger 7, voelde alles anders. De vijver was nog steeds stil. De dobbers zouden morgen weer wiegen. Maar iets was veranderd.


Jaren gingen voorbij. De jongeren groeiden op, gingen hun eigen weg. Maar op een herfstdag kwamen ze terug.

Jens stapte als eerste op de steiger.
“Denk je dat hij er nog is? De teleportvis?”

Saar grijnsde.
“Als hij slim was, is hij geëmigreerd.”

Rayan keek rond.
“Het voelt alsof de tijd hier stil heeft gestaan.”

Lotte, met een camera om haar nek, knikte.
“Of alsof hij ons heeft bewaard.”

Noah haalde een drone uit zijn rugzak.
“We kunnen de vijver van boven filmen!”

Ze liepen naar de wilg. De kist was er nog. Binnenin lagen hun spullen, licht verweerd maar herkenbaar. En het notitieboekje.

Jens bladerde naar de laatste bladzijde.
“Onze namen. En daaronder... wacht. Er is iets bijgeschreven.”

Saar las:
“‘Ze kwamen terug. En de vijver glimlachte.’”

Ze voegden een nieuwe bladzijde toe:

“We kwamen terug. En vonden onszelf.”

Toen ze vertrokken, was de vijver stil. Maar als je goed luisterde, hoorde je iets rimpelen. Niet een vis. Niet de wind.

Een herinnering.


En op een lentedag, jaren later, liep een jongen van elf langs de vijver. Zijn naam was Milan. Hij was nieuw in het dorp, en vond het moeilijk om vrienden te maken.

Bij de oude wilg voelde hij iets. Hij begon te graven. En vond de kist.

Hij las het notitieboekje. De namen. De zinnen.

“Op Steiger 7 vang je geen vissen. Je vangt momenten.”

Hij begreep het niet helemaal, maar voelde het wel.

Hij schreef op de laatste lege bladzijde:

“Mijn naam is Milan. Ik ben elf. Ik heb nog niets gevangen. Maar ik denk dat ik begonnen ben.”

Hij begroef de kist weer. En liep terug naar Steiger 7.

De dobbers wiegden zachtjes op het water.
En ergens, diep in de vijver, glimlachte iets.


De Legende van de Ongehaakte Kolossen

 Oké, hier is een verhaal over de mannen op de afbeelding:


## De Legende van de Ongehaakte Kolossen


Elke zaterdagochtend, zodra de dauw van de velden was verdwenen en de zon de mist van de Grote Vijver had gekust, verzamelden vijf onafscheidelijke vrienden zich op hun vertrouwde steiger. Ze waren een bonte verzameling van wijsheid en levenservaring, elk gekleed in hun strijduniform: een vertrouwde **baseballpet**, comfortabele **jeansbroek**, en een verweerde **T-shirt**. En natuurlijk, hun trouwe viervoeters, twee schaduwen die hun meesters overal volgden: een statige **zwarte Shetland Sheepdog**, Duke genaamd, en de altijd opgewekte **Beagle**, Rusty.


Vandaag was geen uitzondering. Oom Wim, de oudste van het stel, zat in het midden, zijn strooien hoed diep over zijn ogen getrokken. Links van hem zat Karel, een man van weinig woorden maar met een glinstering in zijn ogen. Hij hield een papieren zak vast, die ritselde van de koekjes, zijn geheime wapen tegen de honger. Aan zijn voeten lag Duke, zijn kop op zijn poten, dromend van achternagezeten eenden.

Aan de andere kant van Wim zat de joviale Jan, een lachebek die altijd klaarstond met een grap. Naast hem, met een vrolijke Beagle genaamd Rusty, zat Piet, die meer van het gezelschap genoot dan van het vissen zelf. En dan was er nog de stilzwijgende Toon, een man die de vijver beter leek te kennen dan zijn eigen broekzak.

Het was een ritueel. De hengels werden uitgegooid, de dobbers dobberden geduldig op het water, en de verhalen begonnen. Niet over de vissen die ze wél vingen – want dat waren er zelden veel en zelden groot – maar over de **kanjers die ontsnapten**.

"Jongens," begon Wim, met een zucht die meer drama dan vermoeidheid uitdrukte, "ik had er vanmorgen eentje aan de haak, geloof me. Een snoek! Ik schat minstens een meter twintig. Hij trok zo hard aan die lijn dat mijn arm er bijna af was!" Hij keek de kring rond, zijn ogen glinsterend.

Karel knikte langzaam. "Een meter twintig, Wim? Dat is nog niets. Vorige week, toen jullie er niet waren, had ik een karper aan de lijn. Geen grap, jongens, het was de grootste vis die ik ooit heb gezien. Dik als een autoband! Ik moest de lijn laten schieten, anders trok hij de hele steiger de vijver in!" Duke gaapte, duidelijk ononder de indruk van Karels overdrijving.

Jan grinnikte. "Jullie verhalen worden met de week wilder. Maar ik moet toegeven, ik had gisteren een forel aan de lijn, zo groot als mijn onderarm! Hij sprong uit het water, zilverkleurig, glinsterend in de zon... Het was een plaatje! Maar toen ik hem bijna binnen had, keek hij me aan met van die droevige ogen, en ik dacht: 'Ach, laat maar gaan.' En weg was-ie!" Piet schudde zijn hoofd, terwijl Rusty nieuwsgierig aan Jans broekspijp snuffelde.

Toon, die tot dan toe zwijgzaam was geweest, haalde zijn pijp uit zijn mond. "Allemaal leuk en aardig, jongens," zei hij met een diepe stem, "maar de ware reus van deze vijver, die heb ik gezien. Geen snoek, geen karper, geen forel. Dit was iets anders. Donker. Oeroud. Ik denk dat het de Moedervis van de vijver is. Hij zwom langzaam onder mijn dobber door, zo groot dat hij een schaduw wierp over de bodem. En hij keek me aan, alsof hij wist dat ik hem nooit zou vangen. En ik wist dat ook."

Er viel een stilte. De verhalen waren de vangst van de dag, de trots van hun hobby. Het ging niet om het bewijs, maar om de **gemeenschap** die ontstond uit deze fantastische verhalen. Ze lachten, ze spotten, maar bovenal, ze geloofden elkaar, elk verhaal voedde de legende van de **ongehaakte kolossen** die in de diepten van de Grote Vijver huisden. En zo, met de zon die langzaam aan de horizon zakte, en de belofte van nieuwe, nog grotere vissen die zouden ontsnappen, bleven de mannen en hun honden zitten, tevreden in hun eigen, zelfgecreëerde wereld van vriendschap en visverhalen.

één doorlopende kortverhaal — warm, melancholisch en vol betekenis. Perfect om te lezen als een herinnering aan jeugd, vriendschap en de kracht van verhalen.

---

## 🎣 Steiger 7 – Waar je geen vissen vangt

Op een warme julidag, ergens tussen de velden van Tessenderlo, zaten vijf jongeren op een verweerde houten steiger die uitkeek over een grote vijver. De zon glinsterde op het water, de lucht rook naar gras en zomer, en de dobbers wiegden zachtjes op het oppervlak. Geen vis in zicht, maar dat weerhield hen er niet van om zich als ware visserskoningen te gedragen.

Jens gooide zijn lijn uit met een dramatische zwaai.
“Vandaag voel ik het, jongens. De legendarische meerval komt eraan.”

Saar rolde met haar ogen.
“Je voelt vooral jezelf, Jens. Die vis bestaat niet.”

Noah sprong op.
“Wat als hij wél bestaat? Misschien is hij onzichtbaar. Of... hij kan teleporteren!”

Lotte, die op haar buik lag te tekenen, keek op.
“Als hij kan teleporteren, dan is hij waarschijnlijk al in Japan. Daar zijn de vijvers mooier.”

Rayan glimlachte flauwtjes, zijn blik op het water.
“Of hij is gewoon slim genoeg om ons te negeren.”

Binkie, de Beagle, blafte en probeerde een worm uit Jens’ doosje te stelen.

“Binkie, nee!” riep Noah. “Dat is mijn aas! Voor de teleportvis!”

Professor, de Shetland Sheepdog, zat naast Rayan en keek strak naar de dobber. Alsof hij wist dat er iets ging gebeuren.

Saar zuchtte.
“We zitten hier al drie uur. Geen beet. Geen beweging. Alleen Jens’ ego dat dobbert.”

Jens grijnsde.
“Mijn ego vangt tenminste aandacht.”

Lotte hield haar schetsboek omhoog.
“Kijk, ik heb ons getekend. Jens als een ridder, Saar als een sarcastische elf, Rayan als een filosoof, Noah als een ruimtevaarder, en ik... als een vis.”

Noah keek verbaasd.
“Waarom ben jij een vis?”

“Omdat vissen stil zijn, maar toch overal zijn. Net als gedachten,” zei Lotte.

Er viel een korte stilte. Alleen het ruisen van de bladeren en het zachte plonsen van water vulden de lucht.

Rayan brak het moment.
“Misschien is dat het. We komen hier niet om te vangen. We komen hier om te vergeten.”

Saar keek hem aan, haar blik zachter dan normaal.
“Of om te herinneren.”

Jens stond op, rekte zich uit.
“Nou, ik herinner me vooral dat ik honger heb. Wie heeft snacks?”

Noah haalde een half opgegeten sandwich uit zijn tas.
“Binkie heeft de rest opgegeten.”

Professor blafte één keer, alsof hij het laatste woord wilde.

De zon zakte langzaam achter de bomen. De dobbers bleven stil. Geen vis. Geen vangst.

Maar op Steiger 7, tussen de grappen, de stiltes en de honden, werd iets veel belangrijkers gevangen: een moment dat bleef.

Want op Steiger 7 vang je geen vissen.
Je vangt verhalen.

---

Toen de zon onderging en de lucht veranderde in een schilderij van oranje en paars, pakten ze hun spullen in. Maar Lotte bleef staren naar de overkant van de vijver.

“Zien jullie dat? Daar, bij die oude wilg... iets beweegt.”

“Waarschijnlijk een eend,” zei Saar. “Of een verdwaalde kat.”

“Of... het is de teleportvis! Hij is teruggekeerd!” riep Noah.

“Nou, dan gaan we op expeditie,” zei Jens. “Kom op, team. Tijd voor avontuur.”

Ze volgden het smalle paadje rond de vijver. De honden liepen voorop — Binkie snuffelend en springend, Professor alert en stil.

Bij de oude wilg vonden ze een kleine houten kist, half verborgen onder bladeren en modder. Er zat een roestige hengel tegenaan geleund, en een vergeeld notitieboekje lag erbovenop.

Lotte opende het voorzichtig.
“Het is een dagboek... van iemand die hier vroeger viste.”

Saar las hardop:
“‘Steiger 7 is geen gewone plek. Hier vang je geen vissen, maar verhalen. Elke dobber draagt een herinnering. Elke stilte een geheim.’”

Rayan keek naar de vijver, alsof hij het ineens begreep.
“Misschien is dat de legende. Niet een monster, maar een plek die dingen bewaart.”

Jens bladerde verder.
“Hier staat: ‘Op 12 augustus 1985 ving ik niets, maar verloor ik mijn hart aan iemand die nooit terugkwam.’”

Noah fluisterde.
“Dat is vandaag... maar dan veertig jaar geleden.”

Ze schreven hun namen op de laatste lege bladzijde. Geen grote woorden, geen opschepperij. Gewoon wie ze waren, op dat moment.

Jens legde zijn pet erbij.
Saar een haarspeld.
Rayan een blad uit zijn boek.
Lotte een schets van de vijver.
Noah een tekening van een vis met vleugels.

Ze begroeven de kist weer onder de wilg, alsof ze een belofte maakten aan de plek.

Toen ze terugliepen naar Steiger 7, voelde alles anders. De vijver was nog steeds stil. De dobbers zouden morgen weer wiegen. Maar iets was veranderd.

---

Jaren gingen voorbij. De jongeren groeiden op, gingen hun eigen weg. Maar op een herfstdag kwamen ze terug.

Jens stapte als eerste op de steiger.
“Denk je dat hij er nog is? De teleportvis?”

Saar grijnsde.
“Als hij slim was, is hij geëmigreerd.”

Rayan keek rond.
“Het voelt alsof de tijd hier stil heeft gestaan.”

Lotte, met een camera om haar nek, knikte.
“Of alsof hij ons heeft bewaard.”

Noah haalde een drone uit zijn rugzak.
“We kunnen de vijver van boven filmen!”

Ze liepen naar de wilg. De kist was er nog. Binnenin lagen hun spullen, licht verweerd maar herkenbaar. En het notitieboekje.

Jens bladerde naar de laatste bladzijde.
“Onze namen. En daaronder... wacht. Er is iets bijgeschreven.”

Saar las:
“‘Ze kwamen terug. En de vijver glimlachte.’”

Ze voegden een nieuwe bladzijde toe:

> “We kwamen terug. En vonden onszelf.”

Toen ze vertrokken, was de vijver stil. Maar als je goed luisterde, hoorde je iets rimpelen. Niet een vis. Niet de wind.

Een herinnering.

---

En op een lentedag, jaren later, liep een jongen van elf langs de vijver. Zijn naam was Milan. Hij was nieuw in het dorp, en vond het moeilijk om vrienden te maken.

Bij de oude wilg voelde hij iets. Hij begon te graven. En vond de kist.

Hij las het notitieboekje. De namen. De zinnen.

> “Op Steiger 7 vang je geen vissen. Je vangt momenten.”

Hij begreep het niet helemaal, maar voelde het wel.

Hij schreef op de laatste lege bladzijde:

> “Mijn naam is Milan. Ik ben elf. Ik heb nog niets gevangen. Maar ik denk dat ik begonnen ben.”

Hij begroef de kist weer. En liep terug naar Steiger 7.

De dobbers wiegden zachtjes op het water.
En ergens, diep in de vijver, glimlachte iets.

---